Voor tweedehands boeken

Ook van deze schrijvers

Raban Internet Antiquariaat

Klik hier !

Jaloezie

Mijn jaloezie brandt als maagzuur.
(A.L. Snijders, Heimelijke vreugde 1, blz. 32)

Januari

De winter ploetert door zijn slaap. Zijn schoenen knellen.
De koster bergt de kerststal weg in kelderslik.
Zelfs voor de lijf bij lijf gekropen bedgezellen
rest slechts de waakvlam van een binnenwaartse blik.
(Okke Jager, Januari in Zell am See, Meulenhoffs Dagkalender Nederlandse poëzie 1993, 5 januari)

 

Rookt u alweer? Of houdt u het nog dapper vol?
En, zeg eens, heeft u nou uw moeder al gebeld?
Steeds in gesprek? Dat is een argument dat telt...
Oh, hoe bevalt het leven zonder alcohol?

Enfin... Nog éénenvijftig weekjes wachten maar,
dan krijgen wij opnieuw de kans met Oudejaar.
(Jan Boerstoel, Goede voornemens in Meulenhoffs Dagkalender Nederlandse Poëzie, 13 januari)

Jehovah's Getuigen

Er waren twee mannen aan de deur met Gods koninkrijk.
Ik heb maar niet gezegd dat ik republikein ben.
(Kees Stip, Geen punt, blz. 45)

 

Getuigen van Jehova zijn echte, klassieke fundamentalisten, zij twijfelen niet,
Het Boek wordt van a tot z letterlijk genomen en alle gruwelen krijgen hun vaste plaats.
Het kan ook niet anders dan dat ze humorloos zijn, fundamentalisten kunnen geen humor hebben,
want die zet de zaak op losse schroeven, daar kun je alle literaire handboeken op nakijken.
(A.L. Snijders, Vijf bijlen, blz. 37)

Jenever

Ik drink het zelf niet, maar verbruik een fles jenever per jaar
om mijn hond en poezen te verlossen van deze weerzinwekkendste aller schepselen.
Met behulp van een in de bols gedrenkte tissue
de teek lichtjes rillend tussen duim en wijsvinger nemen
en met een venijnig rukje uit de huid van het huisdier trekken.
(Kees van Kooten, Levensnevel, blz. 10/11)

Jeugd

Wie nog jeugd heeft, heeft nog toekomst.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1967-1972, blz. 202)

 

Jeugd: dat gedeelte van de samenleving
dat nog geen tijd heeft gehad zijn ongelijk te bewijzen.
(C. Buddingh', Dagboeknotities 1967-1972, blz. 307)

 

Gelijk hebben is het voorrecht van de jeugd,
Gelijk krijgen is de troost van de ouderdom.
(Alexander Pola, Woorddansen)

 

Jeugd is een bedrieglijke aangelegenheid.
in je jeugd lijkt het leven een tam dier dat zich aan je voeten uitstrekt
en genoeg heeft aan wat armzalige strelingen om jou voor eeuwig trouw te blijven.
(Connie Palmen, De wetten, blz. 25)

 

Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst, zegt men.
Het zou eerlijker zijn die toekomst aan de jeugd te geven.
(Alexander Pola, Nou èn...? Handleiding voor optimisten, blz. 72)

 

De jongeman is de redacteur van mijn Amerikaanse uitgever, George Braziller,
en vanaf het moment dat ik hem zie staan,
vraag ik me af waarover ik het in godsnaam met hem moet hebben tijdens de rit naar Manhattan.
Het is me van meet af aan duidelijk dat ik het gesprek moet leiden,
omdat deze jongen nog niks ergers heeft meegemaakt dan zijn jeugd,
maar dat hij daar voorlopig nog niets over te melden heeft,
want die duurt levendig voort tot op de dag van vandaag.
(Connie Palmen, I.M., blz. 209/210)

 

Oh come grato occore
Nel tempo giovanil, quando ancor lungo
La speme e breve ha la memoria il corso,

Hoe aangenaam toch is ons,
Wanneer wij nog jong zijn en onze verwachting
Nog lang te gaan heeft en 't geheugen kort is,

(Giacomo Leopardi, Alla luna (fragm.), Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren,
blz. 212/213, vertaling: Peter Verstegen
)

 

Wie naar zijn jeugd terugverlangt, heeft geen slecht leven maar een slecht geheugen.
(Midas Dekkers, De koe en de kanarie, blz. 157)

 

Jeugd zou een ideale toestand zijn,
indien zij wat later in ons leven kwam.
(Asquith, geciteerd door Simon Carmiggelt, Allemaal onzin, blz. 103)

 

Hoe lang duurt de jeugd van een mens? De mijne duurde ongewoon lang.
Omdat het ongewoon lang duurde voor ik volwassen was.
Wanneer kan men zijn eigen jeugd als beëindigd beschouwen?
Ik denk op dat moment waarop men bewust het eigen leven boetseren gaat.
(Bertus Aafjes, De sneeuw van weleer, blz. 119)

 

Wij leven 't heerlikst in ons vèrst verleden:
de rand van het domein van ons geheugen,
de leugen van de kindertijd, de leugen
van wat wij zouden doen en nimmer deden.

(E. du Perron, Het kind dat wij waren (fragm.),
in: Hand in hand in hand, samenst. Ernst van Altena, blz. 64)

 

Jeugd heeft een groot talent dat bij het volwassen worden verloren gaat;
soepelheid, speelsheid, aanpassingsvermogen.
(Midas Dekkers, Mens annex dier, blz. 17)

 

De jeugd leeft van verlangen en stelt zich een ouderdom voor,
oneindig rijker en wijzer dan die welke de ouders hem toonden.
De ouderdom leeft van herdenking
en verbeeldt zich dat zijn jeugd oneindig schoner en heftiger was
dan die, welke zijn kinderen hem tonen.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 46)

 

De verheerlijkers van de jeugd zijn lieden die dol zijn op rupsen en geen oog voor vlinders hebben.
(J. Greshoff, Nachtschade, blz. 170)

 

En ten slotte acht ik de verafgoding van de jeugd een bedenkelijk, ja, verachtelijk verschijnsel.
Men moet om mens te worden, zo het ons gegeven is ooit die staat te bereiken,
het kind in ons met wortel en tak uitroeien.
Het kind is wreed, arglistig, zelfzuchtig, wellustig, beperkt en leeft alleen in het heden.
Opvoeding, zelfopvoeding, is dus het zich bewust en doeltreffend ontworstelen
aan alle verschrikkingen, onherroepelijk met het kind-zijn verbonden.
Alle hrote misdadigers waren kinderen tot de galg.
(J. Greshoff, Volière, blz. 164)

 

Mijn verlangen is veel meer naar de tijd van mijn jeugd dan naar mijn jeugd zelf,
hoewel dit laatste natuurlijk ook wel.
(J.C. Bloem, Aphorismen XIX)

 

De stad van je jeugd rot nu eenmaal weg als je gebit.
(Simon Carmiggelt, Het Parool, 12-03-1965)

 

'Bezoek nooit de plaatsen van je jeugd,' dichtte Martin Bril ooit,
'ze vallen altijd tegen. Net als bij nader inzien de hele jeugd.'
(Martin Bril, geciteerd door Ronald Giphart, Mijn vrouw & andere stukken, blz. 55)

 

Ik behoor in elk geval to de menschen, die niet met genoegen hun begin herdenken.
Velen, tot dezelfde slotsom gekomen, durven deze niet openlijk uit te spreken,
omdat de burgerij, op de leugenachtige wijze haar eigen,
de jeugd zodanig geidelaliseerd heeft,
dat het onbetamelijk lijkt wanneer men niet instemt met den algemeenen lofzang.
(J. Greshoff, Het spel der spelen, blz. 14)

Jezus

Die Jezus begon met visscherlui!
't Is waar, zonder Constantijn hadden we nooit van hem gehoord.
(Multatuli, Liefdesbrieven, blz. 235, Brieven aan Mimi, 20 Maart 1863)

 

'Zouden die twaalf vissers geen vader of moeder hebben gehad,
die hun verbood mee te gaan met den vreemde man?'
vraagde ik mijzelf met bitterheid.
(Multatuli, Liefdesbrieven, blz. 268, Brieven aan Mimi, 27 Julij 1863)

 

Ik heb altijd een hekel aan die man gehad, tenminste aan de figuur, want ik geloof niet dat hij heeft bestaan.
Maar door deze intense confrontatie ben ik hem gaan haten.
Hoe heeft men ooit aan dit warhoofd, deze kwal enige betekenis kunnen toekennen?
Ik ben blij dat ik dit op het eind van mijn leven heb leren inzien.
(Hans Warren na de vertaling van het Nieuwe Testament, Geheim Dagboek, blz. 20, 07-02-1996)

Joggen

De jogger is ongeveer zo groot als een mens.
Hij loopt ook op twee poten, maar dan héél anders.
De drang tot overleven die elke soort kenmerkt
heeft bij de jogger namelijk een bizarre vorm aangenomen.
Op de hielen gezeten door de angst
probeert de jogger op een sukkeldrafje de dood voor te blijven.
Ondertussen ziet hij ruimschoots kans andere bosgebruikers
door plotseling opduiken vanachter boom en struik de stuipen op het lijf te jagen.
(Midas Dekkers, Mens annex dier, blz. 64)

Journalisten

Argus haalde de schouders op.
Als goed krantenman had hij geleerd dat het niet geeft wat men schrijft,
zolang men maar schrijft.
(Bewogen aanhalingen, een onthullende lijst citaten uit de verhalen van Marten Toonder, blz. 16)

 

Persvrijheid: de vrijheid om overal nieuws uit te persen.
(Marc Callewaert, Waarom al die moeite?,
aangehaald in Gerd de Ley, Aforistisch bestek 1944-1974, blz. 106)

 

Drukfout

Toen God het niet meer wist
schiep Hij de journalist
(Lévi Weemoedt, Van harte beterschap, blz. 125)

 

Journalisten: de goeie hebben geen leven
en de slechten hebben geen werk.
(Wim Kan, De dagboeken van Wim Kan 1968 - 1983, 05-10-1971, blz. 75)

 

Heb je wel eens een journalist gezien?
Dat zijn mensen als Godfried Bomans.
Ze wonen in villa's, maar dat hoort ook zo.
(Jan Arends, Ik had een strohoed en een wandelstok)

Joviaal

De Dikke Man kromp even ineen,
De Joviale Figuur - van dat soort had je nogal wat te Amsterdam-Centrum;
mannen van over de veertig, die een op niets maar dan ook niets gestoelde geestdrift
als een hopeloos vrolijke luchtballon permanent met zich meevoeren,
aan een uiterst iel draadje zelfvertrouwen.
(Ischa Meijer, De dikke man voor altijd, blz. 13/14, Eierprikker)

Jubileum

Kroonjaar

Leeg en gehuldigd
kwam hij thuis,
vermenigvuldigd
tot een muis.
(A. Roland Holst, In gevaar, blz. 42)

 

Talloze mensen boden de jubilaris een cadeau aan.
Hij stond bekend als iemand die van aanpakken wist.
(Wim Meyles, Spelen met woorden, blz. 59)

Judo

Judo is eigenlijk geen sport
maar een door de maatschappij aanvaarde vorm
van homoseksueel gewriemel aaan elkanders vieze lijven.
(Herman Brusselmans, Geschiedenis van de moderne literatuur, blz. 40)

Juni

Nieuw: Houtskoolsaus! (geeft uw voorgegrilde vlees die unieke 'buitensmaak')
(Koot & Bie, Het groot bescheurboek, blz. 261, 1983)

 

't Is juni, en de vijver in't plantsoen
Ademt over het gras zijn blauwe droomen.
De jonge twijgen huivren in de boomen,
Water en hemel zijn van weerschijn groen.
(M. Nijhoff, Het tuinfeest, Meulenhoffs dagkalender 1993, 14 juni)

Terug naar de eerste pagina /homepage
Citaten zoeken op trefwoord
Overzicht van trefwoorden
Citaten zoeken op auteur
Overzicht van auteurs
Overzicht van bibliografieën
Andere interessante internet-bladzijden


Vanaf 17-10-1998


©2024 Mats Beek, Veenendaal

Schrijf Webmaster