Klik hier om te printen

Emile Seipgens

Profiel

Achternaam: Seipgens
Roepnaam: Emile
Voornamen: Emile Antoon Hubert
Geboren: 16-08-1837
Te: Roermond
Overleden: 25-06-1896
Te: Leiden

Pseudoniem(en): Voor zover mij bekend heeft Emile Seipgens niet onder pseudoniem gepubliceerd.

Voor tweedehands boeken Ook van Emile Seipgens
Raban Internet Antiquariaat Klik hier !

Werk

Proza

Toneel

Overig non-fictie

Vertalingen/bewerkingen

Vertaald/bewerkt:

Bloemlezingen

Tonen

Tijdschriften

Over Emile Seipgens

Diversen

Prijzen

Opmerkingen

Anderen over Emile Seipgens

Mijn favoriete citaat

Toen de klok drie sloeg, zei een der doodgravers: ‘Laat ons nu de ketter maar in de grond stoppen.’ Enige mannen en vrouwen, de nieuwsgierigsten uit de hoop, drongen met de dragers binnen. Dezen tilden 't lijk, dat nog altijd in 't bed lag, in de kist van ruwgeschaafde planken, die de timmerman op last van de pastoor had ineengeslagen. ‘Hij is niet zwaar,’ lachte een, ‘men kan wel voelen dat de ziel er uit is!’ Toen men 't lijk wilde wegdragen verscheen plotseling de pastoor. ‘Niet door de deur!’ riep hij, ‘dit is hij niet waardig!’ ‘Dan door 't venster!’ riep de lachende drager van zo even. Een ander opende 't venster en men schoof de kist zo onzacht naar buiten, dat ze in 't tuintje viel. 't Was dooiweer en 't slijk spatte op de menigte, die met een angstkreet uiteenstoof.
Zonder gebed, zonder lijkzang, droeg men de baar door de donkere straat. De menigte volgde zwijgend. Op 't kerkhof was de muur tussen 't oude en 't nieuwe gedeelte half afgebroken. Een open kuil, in een hoek van het nog niet ingezegend stuk grond, toonde de plaats waar Peter rusten zou. ‘Met de kop naar onder!’ riep er een uit de hoop. De dragers zetten de baar neer, en de menigte keek vragend de pastoor aan. Daar deze niet antwoordde, haalde men spade en houweel en maakte de kuil dieper. ‘Een, twee, drie!’ riep een der dragers, en met een bons stiet men de kist, het hoofdeinde naar beneden, in de aarde. ‘Maakt het gat maar dicht,’ zei de pastoor. Toen keerde hij zich om en liet de menigte alleen. Men vulde ‘'t gat’ en de begrafenis was zonder enige ongeregeldheden afgelopen.
(Emile Seipgens, De kapelaan van Bardelo, blz. 52)

Bronnen o.a.